Al tijdens de oorlog werd nut en noodzaak van een dergelijk overlegorgaan besproken. Werknemers en werkgevers deelden de overtuiging dat zij na de bevrijding gezamenlijk moesten werken aan de wederopbouw van Nederland. Ze wilden medeverantwoordelijk zijn. Om die reden heeft de overheid de Stichting van de Arbeid al snel na de oprichting erkend als officieel adviesorgaan op sociaaleconomisch terrein. Wilt u meer lezen over de geschiedenis van de Stichting, klik dan op onderstaande balken.
Aan den arbeid
Het is alle hens aan dek voor sociale partners. Vereende samenwerking, onderling en met het kabinet, is noodzaak. Op zondag 15 maart ’s avonds roept de Stichting in een brief het kabinet op om maatregelen te treffen voor het behoud van de werkgelegenheid door versoepeling van de werktijdverkortingsmaatregel en oprichting van een coronanoodfonds flexwerkers en bedrijven zodat de lonen doorbetaald kunnen worden. Enkele dagen later zitten de zes voorzitters van de organisaties die samen de Stichting vormen aan tafel met de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken en Klimaat. Ze spreken af wekelijks bij elkaar te komen om samen te bezien wat er moet gebeuren om de economie en de werkgelegenheid zoveel mogelijk overeind te houden. De Stichting roept op 1 april cao-partijen op om bedrijvigheid, werkgelegenheid en veilige werksituaties zoveel mogelijk in stand te houden.De afgelaste jubileumbijeenkomst
De jubileumbijeenkomst van de Stichting op 18 mei 2020 wordt geannuleerd. De regering heeft inmiddels voor deze periode publieke bijeenkomsten van meer dan 30 personen verboden. De reden voor de annulering is echter niet alleen dat verbod. Het is ook niet de tijd om feest te vieren. Niemand zit te wachten op een feestelijke herdenking. Er zijn belangrijker zaken die de aandacht vragen.
Overigens is dit niet voor het eerst. Eén keer eerder ging een jubileum van de Stichting niet door. In 1970 besloot het bestuur twee dagen van tevoren de jubileumbijeenkomst bij het 25-jarig bestaan af te blazen. Toen was de stemming tussen sociale partners er niet naar. Nederland had te kampen met de 400-guldenstakingen, de acties van Dolle Mina en het verzet tegen de oorlog in Vietnam. Dit kwam de sfeer tussen de sociale partners bepaald niet ten goede.
Terug naar 2020: als er meer duidelijk is over de hervatting van grote publieke bijeenkomsten zal het bestuur van de Stichting zich buigen over de vraag wanneer deze jubileumbijeenkomst alsnog plaats zal vinden.
Het Sociaal Akkoord
Op 11 april 2013 tekenen sociale partners in de Stichting van de Arbeid en het kabinet-Rutte II het Sociaal Akkoord. Dit moet voldoende toekomst bieden om uit de economische crisis te komen. Die crisis begint in Nederland in de herfst van 2008 met het omvallen van de ABN AMRO. Om te markeren dat het om de toekomst gaat, wordt het akkoord getekend op een plek waar de toekomst letterlijk gehuisvest is: het ROC Mondriaan in Den Haag.Dit akkoord is het begin van ingrijpende veranderingen in de ontslagwetgeving en voor de mensen die niet meer terecht kunnen in de Sociale Werkvoorziening. Maar het biedt ook een uitweg voor de aangekondigde verkorting van de wettelijke WW door het derde WW-jaar privaat te verzekeren. Het akkoord zou moeten leiden tot minder ‘doorgeslagen flex’. Het aandeel flex is immers ten opzichte van vast de laatste jaren aanzienlijk gegroeid.
Het Aprilpakketje
Na verloop van tijd blijkt dat het Sociaal Akkoord wijziging behoeft. Vooral de mkb-werkgevers voelen de financiële consequenties van een aantal afspraken. Het gevolg hiervan is dat in de Stichting in het vroege voorjaar van 2016 een aantal wijzigingen wordt afgesproken in het zogeheten Aprilpakketje. Met deze afspraken worden de mkb-werkgevers op onderdelen enigszins financieel ontlast en wordt het voor de agrarische sector gemakkelijker tijdelijke contracten aan te bieden aan seizoenswerknemers. Als uitruil wordt afgesproken dat jongeren eerder recht hebben op een vakvolwassen loon.Mensen zoveel mogelijk aan het werk houden
Vanaf 2012 groeien de werkloosheid en faillissementen in snel tempo. Dit leidt tot meerdere plannen om bedrijven overeind en mensen aan het werk te houden. De belangrijkste impuls komt van de zogeheten Sectorplannen. De overheid spreekt in het Sociaal Akkoord af om 600 miljoen gedurende een periode van drie jaar beschikbaar te stellen voor plannen van sectoren op voorwaarde dat sociale partners in sectoren ook 50 procent van dat plan financieren. Het doel is om het vakmanschap te behouden zodat na afloop van de crisis bedrijven niet onmiddellijk een groot tekort aan geschoolde werknemers hebben en om zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden.Een ander project, dat meestal aangeduid wordt met zijn afkorting DWSRA, moet zorgen voor een doorstart naar werk. Met behulp van een cofinanciering van 60 procent door de overheid kan door nieuwe dienstverlening en samenwerking worden verkend hoe de WW-periode kan worden voorkomen of zo kort mogelijk kan worden gehouden. Dit plan komt voort uit een SER-advies waarin wordt aanbevolen om pilots te starten waarin sociale partners een grotere rol kunnen spelen in het voorkomen of bekorten van de WW.
Advies over zzp’ers
Het grootste gedeelte van de advisering aan het kabinet vindt sinds 2013 binnenkamers plaats. Dat verandert in 2019 als de Stichting in september een belangrijke adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangt over een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers. Dat was afgesproken in het Pensioenakkoord van juni dat jaar. Omdat dit advies een groep werkenden betreft die normaliter weinig van doen heeft met het overleg tussen werkgevers en werknemers krijgt de totstandkoming van dit advies veel publieke aandacht. Het advies Keuze voor zekerheid wordt 3 maart 2020 in Nieuwspoort aan minister Koolmees gepresenteerd. De Stichting adviseert dat een zo breed mogelijke groep zzp’ers in aanmerking moet komen voor een verzekering. Ook is belangrijk dat de uitkering betaalbaar blijft want de verzekering wordt volledig bekostigd uit de premies van de deelnemers.
Ton Heerts (FNV) en Bernard Wientjes (VNO-NCW) schudden premier Mark Rutte en minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher de hand voor het sluiten van het Sociaal Akkoord. Fotograaf: Dirk Hol.
De beginjaren van de 21ste eeuw worden gekenmerkt door de opkomst van het internet. Die zorgt eerst voor een enorme snelle piek op de beurzen en vervolgens in 2001 voor een snelle verslechtering van de economie. Dit gaat gepaard met grote veranderingen in het politieke speelveld. Dit alles heeft invloed op de verhoudingen tussen sociale partners onderling en die tussen het kabinet en de vakbeweging. De partijen proberen nader tot elkaar te komen in Voor- en Najaarsoverleggen. Sinds het aantreden van Jan Peter Balkenende als premier (2002) worden dit bekende begrippen.
Najaarsakkoord
Maar de onvrede blijft, vooral bij de vakbeweging. In oktober 2004 zetten FNV, CNV en MHP een massademonstratie tegen het kabinetsbeleid op touw en weten meer dan 200.000 mensen naar het Museumplein in Amsterdam te trekken. Het is de grootste vakbondsdemonstratie die er ooit geweest is. Het protest richt zich vooral op de kabinetsvoorstellen voor een verhoging van VUT- en prepensioen en wijzigingen in de WAO. Dit massale protest leidt ertoe dat het kabinet opnieuw gaat onderhandelen. Na een plotselinge stemmingswisseling in het land door de moord op filmmaker Theo van Gogh sluiten het kabinet en de sociale partners een maand later een akkoord. De hervorming van de WAO en het wettelijk kader voor (vroeg)pensioen en levensloop (VPL) staan hierin centraal.Pensioenakkoord 2010
Om de nieuwe economische crisis te bestrijden, die in de herfst van 2008 begint, wil kabinet-Balkenende IV maatregelen nemen om de AOW-leeftijd te verhogen met als reden dat de AOW betaalbaar moet blijven. Het bedrag dat bezuinigd moet worden, is al ingeboekt: zes miljard. De SER heeft tot het najaar tijd om met alternatieve plannen hiervoor te komen. Dit overleg loopt op 30 september 2009 spaak. De werkgevers trekken de stekker eruit.Toch is dit niet het einde van het overleg. Na een paar maanden vinden er achter de schermen van de Stichting van de Arbeid weer onderhandelingen plaats, in het uiterste geheim. Met als resultaat dat op 4 juni 2010 werkgevers en werknemers in de Stichting het Pensioenakkoord aanbieden aan het kabinet. In dit akkoord wordt afgesproken onder welke voorwaarden de pensioengerechtigde leeftijd kan worden verhoogd. Voor het eerst sinds de invoering van de AOW voor 65-jarigen zal de AOW- en pensioengerechtigde leeftijd gaan stijgen.
Pensioenakkoord 2019
Een jaar later volgt de uitwerking van dit Pensioenakkoord. De uitwerking van het akkoord wordt maar deels overgenomen door de politiek. Hoewel een meerderheid van de achterban van de vakbeweging achter dit akkoord staat, lopen de spanningen hoog op. Dit leidt vooral bij de FNV tot een interne machtsstrijd. Ondertussen zet de politiek wel de verhoging van de AOW-leeftijd door maar niet op de manier die sociale partners in het Pensioenakkoord voorstellen. Pas na jaren onderhandelen in de SER over een ander pensioencontract, worden op 6 juni 2019 nieuwe afspraken gemaakt in een nieuw pensioenakkoord waarbij de AOW-gerechtigde leeftijd minder snel zal oplopen.
Flexibiliteit en zekerheid
In 1996 komt bij FNV-voorzitter Lodewijk de Waal thuis het Flexakkoord tot stand. Voor flexwerkers betekent dit meer zekerheid en minder flexibiliteit, uitzenden wordt de preferente vorm van flexibele arbeid inclusief cao’s en afspraken over scholing en pensioen. Het akkoord wordt grotendeels overgenomen door het kabinet in de Wet Flexibiliteit en zekerheid, die in 1999 in werking treedt.In 1997 wordt een vervolg gegeven aan Een nieuwe koers. Om de arbeidsparticipatie verder te vergroten, worden in Agenda 2002 plannen gemaakt om de decentralisatie verder door te voeren in de cao-afspraken. De rol van de Stichting bestaat steeds meer uit het doen van aanbevelingen aan dat decentrale overleg.
Eerbetoon aan de polder
De Stichting valt in dit decennium voor het eerst in de prijzen. In 1997 ontvangen Lodewijk de Waal (FNV) en Hans Blankert (VNO-NCW) in Duitsland de Carl Bertelsmann Preis als eerbetoon aan het poldermodel waar de Stichting voor staat. De Stichting krijgt internationale erkenning voor de constructieve samenwerking tussen werkgevers en vakbonden.
Het is misschien wel het bekendste akkoord van de Stichting van de Arbeid. Na jaren van overleg zonder resultaat tekenen op 24 november 1982 VNO-voorzitter Chris van Veen en FNV-voorzitter Wim Kok het Akkoord van Wassenaar. In ruil voor arbeidstijdverkorting in verschillende vormen kunnen afspraken gemaakt worden over loonmatiging.
Het akkoord wordt gesloten in een tijd van zeer grote werkloosheid en stagnerende economische groei. De werkloosheid van de beroepsbevolking loopt dat jaar op tot meer dan 12%. Het Akkoord van Wassenaar - dat slechts anderhalve pagina telt - is ook relevant vanwege de toezegging van het kabinet dat werkgevers en werknemers samen meer verantwoordelijkheid over de loonpolitiek krijgen dan de overheid. Aan deze verschuiving zal tot aan de dag van vandaag worden vastgehouden.
Lees het Akkoord van Wassenaar
De WAO-crisis
Het Akkoord van Wassenaar heeft in de jaren tachtig invloed. De werkloosheid neemt gestaag af. Er doemen in die tijd echter nieuwe grote problemen op waar een andere oplossing voor moet worden gevonden. Het aantal mensen in de Ziektewet en met een WAO-uitkering is hoog. In 1990 is het aantal arbeidsongeschikten toegenomen tot bijna 900.000. ‘Nederland is ziek’, zegt premier Ruud Lubbers in een toespraak. Als dat getal boven een miljoen uitkomt, zal Lubbers opstappen.In oktober van dat jaar kondigen de Stichting en het kabinet-Lubbers III in een gezamenlijke verklaring maatregelen aan om het groeiende aantal arbeidsongeschikten te stelpen. De stijging van het aantal WAO’ers gaat echter zo hard door dat het kabinet de zojuist gemaakte afspraken als onvoldoende beschouwt.
Wederom crisis
In de zomer van ’91 besluit het kabinet de hoogte en de duur van de arbeidsongeschiktheidsverzekering te beperken. De voorgestelde kabinetsmaatregelen leiden tot veel kritiek van FNV, CNV en MHP. Grote demonstraties tegen het kabinetsbeleid worden op touw gezet. Het overleg in de Stichting is even op de achtergrond geraakt. Dit conflict tussen vakbeweging en kabinet moet eerst beslecht worden. Het kabinet wint deze krachtmeting. Het overleg tussen de Stichting en het kabinet over de vormgeving van de nieuwe WAO kon beginnen. Aan cao-partijen doet de Stichting de aanbeveling om speciale aandacht te geven aan een preventieve aanpak.
Lees de brief van secretaris dhr. P.S. Pels over de annulering van het 25-jarig jubileum.
Dit decennium wordt voor de Stichting gekenmerkt door overleg over akkoorden die er niet zullen komen. Tussen 1970 en 1982 weigeren de diverse kabinetten, ook het kabinet-Den Uyl, negen keer akkoord te gaan met de uitkomst van de vrijgelaten loononderhandelingen in de Stichting van de Arbeid. De politiek grijpt acht keer in met een loonmaatregel, een instrument dat meer passend was bij de ‘geleide loonpolitiek’. Op die manier probeert de politiek haar invloed op het bedrijfsleven te behouden.
De roep om verbetering van de algemene arbeidsomstandigheden wordt ondertussen groter. Het gaat niet meer enkel over de lonen maar ook medezeggenschap, inkomensverdeling, zeggenschap van werknemers over de winsten die bedrijven maken en welzijn staan op de agenda. Daarnaast wordt de wereld twee maal getroffen door een oliecrisis. Overmacht is volgens de verschillende kabinetten dan ook de verklaring om in te kunnen grijpen: als het de Stichting niet lukt om tot een akkoord te komen, neemt de regering het initiatief.
Machtsstrijd
De Stichting wil daadkracht tonen. Er moet een akkoord komen waaruit blijkt dat werkgevers en werknemers samen ten strijde trekken tegen de economische neergang. Zonder veel succes overigens. Het enige akkoord dat in deze periode gesloten wordt (Centraal Akkoord 1973), leidt tot het aftreden van NVV-voorzitter Harry ter Heide. Over het akkoord is een conflict ontstaan met de Industriebond NVV. Ter Heide heeft namens het gehele NVV dit Centraal Akkoord gesloten maar het is volgens de voorzitter van de Industriebond, onderdeel van het NVV, niet breed genoeg. Er ontbreekt een wil tot maatschappelijke verandering. Dit conflict tekent de opkomende machtsstrijd tussen de bonden en de overkoepelende vakcentrale. Steeds meer is het de vraag wie nu werkelijk mag bepalen wat in de cao’s wordt opgenomen.
Lees het Centraal Akkoord 1973
‘Bijna-akkoord’
In 1979, de grote economische crisis van de jaren tachtig kondigt zich al aan, lijkt het weer te gaan lukken maar deze poging zal de boeken ingaan als het ‘Bijna-akkoord’. Het pijnpunt zit in de loonmatiging. Zowel aan werkgevers- als aan vakbondskant is er intern felle oppositie tegen de voorstellen om de lonen te matigen om zo werkgelegenheid te scheppen. Als compromis lijkt een afspraak over arbeidsduurverkorting dan een logische maatregel.
Over het verzet tegen het akkoord gaan meerdere verhalen rond. Het feit blijft dat zowel bij werknemers als bij werkgevers de neuzen niet dezelfde kant op staan. Als klap op de vuurpijl zou het vroegtijdig lekken naar de pers voor een vertrouwensbreuk hebben gezorgd. De dader van het lek ligt overigens, zoals gewoonlijk, op het kerkhof.
Fotograaf: Bert Verhoeff / Anefo.
Begin jaren zestig is de vraag naar arbeidskrachten in Nederland drie keer zo groot als het aanbod. In 1962 loopt de werkloosheid zelfs terug tot onder een procent. Door de groeiende economische welvaart en het progressieve belastingstelsel kan nieuwe sociale wetgeving gefinancierd worden. Zo komt er wetgeving die bijstand regelt voor de minvermogenden.
Tegelijkertijd zorgt de snel toenemende krapte op de arbeidsmarkt ervoor dat meer en meer werknemers een deel van hun loon zwart krijgen uitbetaald. Wat de regering niet wil toestaan, gebeurt onderhands, werkgevers hebben nu eenmaal personeel nodig. Dat heeft onder andere als consequentie dat de belasting hier niet van profiteert maar ook dat pensioenuitkeringen en de WW onvoldoende meegroeien. Bovendien wordt de roep van werknemers om zelf ook van de welvaart te kunnen profiteren steeds luider en groter.
Tegen deze achtergrond wordt vanaf eind jaren vijftig de 48-urige werkweek afgebouwd. Binnen een paar jaar gaan veel cao’s over op een 45-urige werkweek. In 1970 worden in de Stichting van de Arbeid de afspraken over de 40-urige werkweek gemaakt. Daarmee is de vrije zaterdag voor veel werkenden een feit.
Om meer werknemers van de groeiende welvaart te laten profiteren, komt de Stichting met het College van Rijksbemiddelaars in 1962 tot een akkoord over de loonpolitiek, het Akkoord van Oud-Wassenaar. Per bedrijfstak wordt een maximaal toelaatbare loonstijging berekend. Om tot dit akkoord te komen, treffen sociale partners elkaar buiten het gebouw van de Stichting, zoals in hotel Witteburg en kasteel Oud-Wassenaar. Wassenaar wordt een bekende naam en zal in de toekomst vaker als toevluchtsoord voor werkgeversorganisaties en vakbonden fungeren als er akkoorden moeten worden gesloten.
Dit akkoord blijkt echter niet het gewenste resultaat te brengen. Werknemers blijven onrustig en ontevreden. De leden van de vakbeweging komen steeds meer in opstand tegen de in hun ogen te lage lonen die in de Stichting via loonadviezen tot stand komen. Het protest tegen de eigen vakbondsleiders neemt toe. En ook werkgevers willen dat hun voormannen meer regie nemen.
De Stichting wil af van de overheidsbemoeienis bij de loonpolitiek en geleidelijk neemt ze de verantwoordelijkheden over. Tegelijkertijd grijpt het kabinet echter nog regelmatig in, niet alleen als de loonsverhogingen volgens de overheid te hoog zijn maar ook als vakbonden en werkgevers er samen niet uitkomen.
Aan het einde van dit decennium wordt de maatschappij steeds meer gekenmerkt door polarisatie. Het is niet alleen flowerpower wat de klok slaat. De radicalisering zorgt af en toe voor een grimmige sfeer. Werknemers gaan de strijd aan met ‘het kapitalisme’. Vaak zonder dat de vakbonden hierbij betrokken zijn. De lont wordt meer dan eens aangestoken door de CPN, de Communistische Partij Nederland. Het is de tijd van het Bouwvakkersoproer (1966), de Maagdenhuisbezetting (1969) en de 400-guldenstakingen (1970).

Nederland werkt aan zijn wederopbouw. Bij de Stichting van de Arbeid staan de jaren vijftig in het teken van de discussie over de voortzetting van de Stichting. De oprichting van de Sociaal-Economische Raad (SER) in 1950 is een signaal naar de Stichting: doet zij er nog wel toe?
De SER is, op verzoek van de sociale partners, opgericht om meer invloed te krijgen op wetgeving op het terrein van arbeid en sociale zekerheid. Verankerd in de wet wordt de SER het adviesorgaan voor de overheid op dat terrein. Dirk Stikker, inmiddels geen voorzitter van de Stichting meer maar ambassadeur in Londen, betwijfelt bij het tienjarig jubileum van de Stichting in 1955 hardop of hij een jubelrede of een lijkrede moet houden. Hij besluit tot het eerste en drukt tijdens die jubileumviering het bestuur op het hart goed voor de Stichting te blijven zorgen.
Het College van Rijksbemiddelaars vergadert ondertussen regelmatig met de Looncommissie van de Stichting. De onderhandelingen over loonsverhoging gaan moeizaam en het lukt meestal niet om snel tot overeenstemming te komen. Dat leidt in de pers herhaaldelijk tot speculaties over het uiteenvallen van de Stichting. Voor de werkgevers en werknemers binnen de Stichting is dat overigens eind jaren vijftig geen onderwerp van gesprek meer. Voor hen staat vast dat de Stichting een meerwaarde heeft ook al komen de loonadviezen moeizaam tot stand. Bij het uitblijven van overeenstemming uit de onvrede van sociale partners zich meer en meer op de overheid die niet tegemoet wil komen aan hun wensen.
Vaak worden de onderhandelingen informeel - buiten de vergadering met het College van Rijksbemiddelaars om - voortgezet in een overleg tussen de voorzitters op een geheime locatie. Op die manier kunnen vakbonden en werkgeversorganisaties onder elkaar zonder ruchtbaarheid elkaars visie aftasten en samen ten strijde trekken richting de overheid. Het feit dat er in de Stichting nog steeds loonafspraken worden gemaakt, geeft haar bestaansrecht: ze heeft een taak die werkgevers en werknemers ten goede komt.
In de jaren zestig komt het einde van het College in zicht; zijn bevoegdheden worden overgeheveld naar de Stichting. De hoop is dat dit werkgevers en werknemers sneller en dichter bij elkaar zal brengen om loonafspraken te maken. Het blijft echter wel ‘geleide loonpolitiek’: de regering heeft nog steeds het laatste woord.
Op 7 mei 1945 staat op de voorpagina van de nieuwe, in de oorlog illegaal opgerichte krant Trouw de aankondiging: de Stichting van de Arbeid is opgericht. Al tijdens de oorlog waren de plannen gesmeed en twee dagen na de bevrijding maakt de Stichting zich openbaar. Oprichter Dirk Stikker spreekt in diezelfde week op Radio Hilversum het Nederlandse volk toe: “De Stichting van den Arbeid is het centraal orgaan van georganiseerde samenwerking tussen werkgevers en arbeiders in Nederland op sociaal gebied”.
Stikker is voorzitter van de Stichting namens de werkgevers, aan werknemerszijde is dat Evert Kupers. Beide mannen hebben een nauwe band, die vooral door de oorlogsomstandigheden is ontstaan. Hun vertrouwen in elkaar zorgt ervoor dat ze bereid zijn samen aan de slag te gaan voor de wederopbouw van Nederland. Als de werknemers in ruil voor dit algemeen belang bereid zijn een lager loon te accepteren, dan nemen de werkgevers genoegen met minder winst.
Het initiatief voor oprichting van de Stichting komt van de voorzitter van de werkgeversvereniging. Samen met de vakbonden willen de centrale werkgeversorganisaties wetgeving op het terrein van arbeid zoveel mogelijk in eigen hand houden. Dat doel ligt echter verder weg dan gedacht. Het kost hen, als privaatrechtelijke organisatie, in die eerste naoorlogse maanden al veel moeite om erkenning als gesprekspartners te krijgen van het net aangetreden kabinet. Minister-president Schermerhorn hield afstand en liet de onderhandelingen over aan zijn minister van Sociale Zaken, Willem Drees. In augustus 1945 stemt het kabinet uiteindelijk in met de erkenning van de Stichting, maar enkel als adviesorgaan.
De eerste jaren houdt de Stichting zich vooral bezig met de loonontwikkeling, wat later de ‘geleide loonpolitiek’ gaat heten. De regering bepaalt in die jaren de mate van loonsverhoging per sector. Voorafgaand aan een loonsverhoging controleert het onafhankelijk College van Rijksbemiddelaars of de cao-afspraken over lonen en andere arbeidsvoorwaarden niet te veel afwijken van de wensen van de overheid. Het College is verplicht advies in te winnen bij de Stichting maar de overheid heeft het laatste woord. De Looncommissie die hiervoor verantwoordelijk is, wordt de belangrijkste commissie van de Stichting.
In deze beginjaren heeft de Stichting haar eigen tijdschrift, Sociale Voorlichting. Alles wat van belang is voor werknemers en werkgevers staat erin: van nieuws over uurlonen, wetgeving op het terrein van arbeid tot informatie over wat de Stichting zoal doet.

Werkgevers | Werknemers | |||
mr. D.U. Stikker |
mei 1945 |
W. Kupers |
mei 1945 |
|
ir. H.M. Damme |
september 1948 |
H. Oosterhuis |
januari 1950 |
|
mr. F.H.A. de Graaff |
januari 1950 |
C.W. van Wingerden |
januari 1957 |
|
ir. W.H. Kruijff |
november 1960 |
drs. D. Roemers |
oktober 1959 |
|
ir. B. Bölger |
mei 1963 |
A.H. Kloos |
november 1965 |
|
r. J. Bosma |
maart 1964 |
drs. H. ter Heide |
september 1971 |
|
W. Bruynzeel |
november 1969 |
A. de Boon |
oktober 1972 |
|
drs. S.C. Bakkenist |
september 1970 |
W. Kok |
augustus 1973 |
|
dr. J. Bartels |
augustus 1973 |
H.A.P.M. Pont |
november 1985 |
|
mr. C. van Veen |
maart 1974 |
J. Stekelenburg |
mei 1988 |
|
mr. C.J.A. van Lede |
november 1984 |
L.J. de Waal |
juni 1997 |
|
dr. A.H.G. Rinnooy Kan |
april 1991 |
drs. A.M. Jongerius |
mei 2005 |
|
drs. J. Blankert |
juli 1997 |
A.J.M. Heerts |
juni 2012 |
|
mr. J.H. Schraven |
november 1999 |
drs. G.J. van Dijk |
juli 2016 |
|
mr. B.E.M. Wientjes |
juni 2005 |
H.H. Busker |
maart 2017 |
|
drs. J. de Boer |
juli 2014 |
|||
M.A. van Straalen |
november 2015 |
|||
drs. J. de Boer |
februari 2018 |
|||
I.D. Thijssen | september 2020 |
- ‘Aan den Arbeid’ In de wandelgangen van de Stichting van de Arbeid 1945-1995, M. van Bottenburg, Amsterdam 1995
- Voorbij Wassenaar: de Stichting van de Arbeid, 1982-2005, J. Bruggeman, P. van der Houwen, Den Haag 2005
- Samen doen wat mogelijk is, 65 jaar Stichting van de Arbeid, C. Lambregtse, B. Bijma, D. van Kesteren, Den Haag 2010